1. Inleiding
Aan de Noordzeekust, tussen Katwijk in het noorden en Scheveningen in het zuiden, ligt in Wassenaar aan het Wassenaarse Slag een Duitse stelling uit de Tweede Wereldoorlog. Deze verzameling bunkers en gangen is één van de betrekkelijk weinige complexen die nog in hun samenhang aanwezig zijn.
2. Het Duitse operationele concept
2.1. Eerste fase (1940)
De Duitsers vallen op 10 mei 1940 Nederland binnen en stoten door naar het centrum van het land. Tegelijkertijd verschijnen ook door de lucht aangevoerde Duitse troepen aan het Wassenaarse Slag, op weg naar het Vliegveld Valkenburg, dat zij evenwel niet op de Nederlandse troepen kunnen veroveren. Na de capitulatie van de Nederlandse troepen (15 mei 1940) trekken de Duitsers door het gehele land op naar de kust. Ons land ligt niet in het hoofdoperatietoneel; dat bevindt zich in Noord-Frankrijk, zodat de hoofdmacht van het Duitse leger naar het zuiden afzwenkt.
De Duitsers dringen de Geallieerden terug totdat ook Frankrijk zich overgeeft; de Engelsen weten tussen 26 mei en 4 juni op het nippertje een groot deel van hun troepen vanuit Duinkerken over het Kanaal te evacueren (Operatie Dynamo).
Al meteen komt de Duitse marine (Kriegsmarine) naar de kust en heeft uiteraard vooral aandacht voor de havens. De hoofddoelstelling is in de zomer van 1940 het herstel en het verdere gebruik van de Nederlandse havens als uitvalsbasis voor de geplande landing in Engeland. Om deze uitvalsbases te beschermen wordt terstond een provisorische vorm van kustverdediging ingericht. Geen wonder dat de Nederlandse stellingen, vaak voorzien van gewapend betonnen schuilplaatsen, meetposten en rekenkamers, gelijk in gebruik worden genomen. Het geschut is echter voor een groot gedeelte nog vóór de capitulatie door de Nederlandse troepen vernield, zodat de Duitsers daar geen profijt van hebben. Het Duitse wachten is slechts op het veroveren van het luchtoverwicht op de Engelsen om vervolgens Engeland binnen te vallen. De Duitse kustverdediging heeft dan ook geen permanent karakter.
Na het verliezen van de Battle of Britain wordt de strategische situatie anders. Aangezien de Duitsers geen luchtoverwicht hebben en de Kriegsmarine niet in staat is de landingstroepen te beschermen tegen de Royal Navy, besluit Hitler de aanval op Engeland niet door te zetten.
Hij wil de kust van de Atlantische Oceaan en de Noordzee versterken; vanuit het door hem beheerste Europese vasteland denkt hij vanuit de lucht en met een blokkade door onderzeeboten Engeland wel op andere manieren op de knieën te kunnen krijgen. Vervolgens heeft hij zo de middelen vrij voor andere acties.
2.2. Tweede fase (1941-medio 1942)
In de tweede fase blijft Duitsland het offensief door de lucht en over zee uitoefenen richting Engeland. Daardoor blijft ons land van grote strategische waarde als uitvalsbasis voor vliegtuigen en oorlogsschepen. Uiteraard dienen die bases veilig gesteld te worden tegen onverhoedse (commando-) acties van de Engelsen. Een aantal marinekustbatterijen wordt opgesteld, die vuur kunnen uitbrengen bij havens, de naderingsmogelijkheden over zee en zeegaten. Eveneens wordt een groot aantal luchtdoelbatterijen (Flak) opgesteld in het westelijk deel van ons land, zodat de vanuit Engeland aanvallende vliegtuigen op weg naar het hart van Duitsland zo ver mogelijk westwaarts kunnen worden bestreden.
Voor de gevechtsleiding bij luchtverdediging en voor de geleiding van bommenwerpers naar doelen in Engeland worden radars (Freya, Würzburg) en andere elektronische apparaten opgesteld (Ypsilon, Knickebein). Aanvankelijk worden de meeste bouwwerken (zoals open geschutsopstellingen, munitiebergplaatsen, commandoposten en gevechtsschuilplaatsen) uitgevoerd in metselwerk met gewapend betonnen vloer en -dak. Tegelijkertijd wordt een duurzame uitvoering in gewapend beton voorbereid. Hiervoor grijpt men aller eerst terug op de in de Westwall (verdedigingslinie aan de Duits-Franse grens) in de jaren 1938 tot 1940 gebruikte standaardtypes. Deze blijken echter voor de vereiste grootschalige toepassing langs vrijwel de gehele West-Europese kust te gecompliceerd, te duur en te kostbaar aan grondstoffen (pantserdelen). De praktische voorbereidingen (veldverkenningen, opmetingen en grondmonsters) zijn al eind 1941 afgerond. Op dat moment verschijnt de formele aanwijzing voor de bouw van wat dan nog de Neue Westwall wordt genoemd, de verdediging van het dan veroverde gebied in West-Europa door – nu ook – de landmacht en de marine. De landstrijdkrachten stellen zich in ons land organisatorisch hierop in door het formeren van het 88e Legerkorps.
2.3. Derde fase (eind 1942-1944)
Als de Duitsers vastlopen in het oosten (Rusland) en het bommenwerperoffensief tegen Engeland definitief mislukt is, verandert de strategische situatie drastisch. De Geallieerden nemen het initiatief over, zowel in de lucht (nachtbombardementen door de RAF en – later – dagbombardementen door de US Air Force) als ter zee (raids op Dieppe en Saint-Nazaire). Een invasie van het vasteland door de Geallieerden is nu niet langer ondenkbaar. Zeker de deelname van de Amerikanen aan de strijd vormt een belangrijke versterking.
De aanvallen in het kader van het strategisch luchtoffensief tegen Duitsland brengen de oorlog op Duitse bodem. Voor Hitler is een onhoudbare meer-fronten oorlog (te land en in de lucht) te verwachten. In de herfst van 1942 besluit Hitler tot:
- Een vergaande systematische versterking door permanente verdedigingswerken langs de gehele Atlantische- en Noordzeekust op zodanige wijze, dat een geallieerde invasie onmogelijk of zeer kostbaar wordt gemaakt;
- Gerichte propaganda, zowel gericht op de tegenstander, als op het Duitse volk om het eigen moreel te verhogen en hiermee de defensieve waarde van de West-Europese kustlijn te doen overschatten: de Atlantikwall-mythe wordt geboren.
De uitvoering blijkt verre van eenvoudig. Binnen de Duitse krijgsmacht ontstaat een levendige discussie tussen marine en landmacht. In de optiek van de marine wordt de slag primair op zee geleverd: alle inspanningen moeten er dus op gericht zijn om de vijand op het water te stoppen en te vernietigen vóór hij kan landen. Hiervoor zijn – zeker bij de mogelijke naderingen naar havens en stranden – kwalitatief hoogwaardige marinekust-batterijen nodig, die in een wijde schootssector het vuur op grote afstand kunnen openen. De prioriteit bij de toewijzing van grondstoffen voor de bouw moet dan ook bij de marine liggen.
De landmacht ziet het anders. De mogelijk beschikbare middelen zijn niet toereikend om langs een zo uitgestrekte kustlijn overal een redelijk defensief te kunnen voeren. Men zoekt het dus in de diepte.
Hiervoor is het nodig om de vijand tot de kust te remmen en daarna op het strand nog te vernietigen. Bij een eventuele vijandelijke doorbraak moet het zwaartepunt worden onderkend om daarna door het aantrekken van tankreserves de doorgedrongen eenheden met een tegenstoot te vernietigen.
3. Bouw van de Atlantikwall
3.1 De Kriegsmarine
De marine legt in de eerste twee fasen het zwaartepunt van nature op de voor dat krijgsmachtdeel belangrijke faciliteiten en infrastructuur. Van noord naar zuid langs de kust zijn dat: de havens van Delfzijl/Emden, Den Helder, IJmuiden, Rotterdam en Vlissingen. Diezelfde gebieden – behalve Delfzijl – waren vóór de oorlog ook al voorzien van Nederlandse kustbatterijen. De batterijen van de marine hebben doorgaans redelijk modern scheeps- of kustgeschut. Uit eigen voorraad wordt bovendien overtollig scheepsgeschut gebruikt. Het kustgebied tussen de havens wordt in deze fasen amper verdedigd. Slechts organiek (licht-) bewapende infanterie is langs de kust geplaatst om landingen te kunnen waarnemen en te melden. De stranden zijn voor het publiek zelfs nog toegankelijk!
3.2 Integrale kustverdediging
Met de gedachte van de Atlantikwall in de derde fase verandert het concept: de integrale verdediging wordt nu beoogd. Omdat de lange kustlijn geen behoorlijke bezetting toelaat en daartoe evenmin overal noodzaak bestaat wordt – in tegenstelling tot de Westwall uit 1938 – gekozen voor een stelsel van zwaartepunten. Prioriteit wordt uiteraard gelegd op de strategisch belangrijke gebieden, zoals de al eerder versterkte havens. Maar ook b.v. het gebied Den Haag (zetel van het Duitse gezag), de Waddeneilanden en de zeegaten worden zwaar versterkt. Het strategisch minder belangrijke tussenliggende gebied (kleine havens, stranden) wordt voorzien van versterkte posities. Het overblij-vende kustgebied wordt beschermd met stellingen, voorzien van b.v. stukken antitankgeschut, die flankerend vuur uitbrengen op het strand. Een voorbeeld hiervan vormt de stelling aan het Wassenaarse Slag. Naast de kustbatterijen van de marine stelt de landmacht toch ook een deel van zijn artillerie aan de kust op in permanente verdedigingswerken (Lande- Abwehr-Geschütze). Daarbij wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van buitgemaakte artillerie, waarvoor meestal onvoldoende richtmiddelen en munitie beschikbaar zijn. Dit geschut heeft niet het vermogen van scheeps- of kustgeschut, maar is wel goed bruikbaar voor het beschieten van landingsvaartuigen, troepenconcentraties en enkele tanks.
3.3 Modulaire opbouw
De kleinste module van de Atlantikwall is het Widerstandsnest, bemand door infanterie die bewapend is met geweren, machinepistolen, pistolen, machinegeweren en handgranaten. Op bepaalde plaatsen worden deze modules versterkt en/of samengevoegd tot een Stützpunkt, waarin stukken antitankgeschut, mortieren enz. zijn opgesteld. Belangrijke gevechtsfuncties (kusten luchtdoelbatterijen, radarstations, enz.) worden eveneens ondergebracht in Stützpunkte. Een aantal van met elkaar samenhangende Stützpunkte vormt op belangrijke plaatsen een Stützpunktgruppe.
Extra aandacht wordt geschonken aan havens, die een grote, defensieve meer uitgebreide Stützpunktgruppe krijgen. Hier heeft de commandant bovendien een grotere zelfstandigheid. Zijn gebied wordt Verteidigungsbereich genoemd. In een latere fase van de oorlog wordt in 1944 overgegaan tot het benoemen van deze gebieden van vitaal belang tot Festung. Deze kunnen een bijzonder versterkt zgn. Kernwerk (in vestingtaal: Reduitstelling) hebben. Zij dienen daarvoor over ondersteunende functies en voorraden voor een langdurig beleg te beschikken. Voorbeelden hiervan in ons land zijn Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen.
3.4 Organisation Todt
Eind 1942, maar vooral in 1943 wordt het gigantische bouwprogramma begonnen, dat zal leiden tot de bouw van de Atlantikwall.
Het strand wordt tot verboden gebied verklaard, grote delen van de bebouwing aan de kust (Scheveningen, Katwijk bijvoorbeeld) worden ontruimd en zelfs gesloopt. Herkenningspunten (torens) langs de kust worden afgebroken. Schootsvelden worden zonder pardon geruimd.
Grote bunkers – een door de Duitsers tot soortnaam gemaakte term – worden door de Organisation Todt (OT) gebouwd. Alles volgens standaardontwerpen met systeembouw op het gebied van balken, deuren, pantserdelen, dragers, enz. Een opvallend detail vormt het gegeven dat de OT in ons land de lokale aannemers het meest de vrije hand kon laten: zo groot is het vertrouwen in de Nederlanders.
Zoveel mogelijk wordt systeembouw toegepast, waarbij standaardontwerpen worden voorgeschreven. Naast de zogenaamde Westwall-types worden nu ook nieuwe ontwerpen ingevoerd. Door middel van een uniek typenummer kan op eenvoudige wijze overal in West-Europa snel gewerkt worden, waarbij de besluit -vorming zowel op het gebied van inzet van de werkkracht als van de toewijzing van grondstoffen, enz. centraal vanuit Berlijn geschiedt. Er is een complete stop afgekondigd op civiele bouwwerken; slechts met vergunningen kan er gebouwd worden.
Zo is bij voorbeeld per bunker vooraf al bekend hoelang de bouw duurt, hoeveel kubieke meters beton, hoeveel wapening, deuren, enz. er nodig zijn. Dit vormt voor de planning van aanvoer, werkkracht, transport, enz. een bijzonder doelmatig systeem.
Voor de centrale sturing vanuit Berlijn bestaat er een rapportagesysteem, dat zelfs aan Hitler persoonlijk wordt voorgelegd (Führeratlas). De typenummers geven in combinatie met een gestandaardiseerde aanduiding van de staat van afbouw en inrichting op eenvoudige wijze snel inzicht in de defensieve waarde van de opstellingen. De aanwezige bewapening staat op een aparte hierbij behorende lijst (Übersicht über bodenständige Waffen).
3.5 Vitale functies
Bij de bouw van de Atlantikwall worden allereerst de primaire functies, zoals vuurleidingposten, geschutopstellingen, verbindingsposten, commandoposten, munitiebergplaatsen en verbandplaatsen, in bomvrije werken van gewapend beton (Ständige Bau) ondergebracht, terwijl voor het overige wordt volstaan met een geringere bescherming. Woonschuilplaatsen, bakkerijen, keukens, badhuizen, privaten, garages, enz. worden in lichte betonnen of zware veldversterking (VF) en ook bakstenen werken ondergebracht.
3.6 Luchtdekking
Later blijkt de luchtdreiging voor de Duitsers zo groot te zijn, dat de kustverdediging moet worden voorzien van bescherming tegen luchtaanvallen. Vaak worden dan afstandmeters van kustbatterijen en open geschutsopstellingen alsnog voorzien van een betonnen bovendekking. Hierdoor worden echter de schootssectoren beperkt, hetgeen later een probleem zal blijken te vormen bij het landinwaarts uitbrengen van vuur en de onderlinge vuursteun van de stellingen.
Ook de woonfuncties worden vanwege het luchtgevaar steeds meer in betonnen bouwwerken ondergebracht.
3.7 Landzijde
De door de gevechten in Noord-Afrika vermaarde Generalfeldmarschall Rommel, die zojuist door Hitler benoemd is tot commandant van Legergroep B, aan welke de kustverdediging is opgedragen in de bezette gebieden Nederland, België en Frankrijk, maakt bij zijn aantreden in die functie een inspectiereis – waarbij hij ook Wassenaar aandoet – en komt tot de conclusie, dat een eenmaal doorgebroken vijand gemakkelijk in de rug de kustverdediging kan oprollen. Hij bepaalt dan ook dat er overal een Landfront moet komen. Hiervoor worden veelal geschutskazematten toegevoegd aan de landzijde, waarin veldgeschut kan worden opgesteld. De vijand moet nog op de kust worden gestopt. Daarom gelast Rommel een uitgebreid gebruik van hindernissen om de toegang tot de kust te belemmeren/bemoeilijken: palen in het water, voorzien van mijnen (zogenaamde Rommel-asperges), mijnenvelden en in de kuststrook, palen op vlakke gebieden tegen luchtlandingen/zweefvliegtuigen, enz. Polders worden onder water gezet (inundaties).