Wassenaar tussen Stützpunktgruppen
Stützpunktgruppe Katwijk
Het militaire belang van Wassenaar is voor de Duitsers aanvankelijk niet groot. In het noorden gaat de aandacht in de derde fase, de opbouw van de Atlantikwall, uit naar het gebied rond Katwijk. Hier wordt een Stützpunktgruppe Katwijk ingericht ter verdediging van het tactisch belangrijke vliegveld Valkenburg, de monding van de Oude Rijn (met spuisluis) en ter bescherming van de kuststrook. In dit gebied komt een kustbatterij van de marine (Batterie Noordwijk, 4 x 15,5 cm) en twee kustbatterijen van de landmacht (Batterie Katwijk Neu, 3 x 17 cm, en Batterie Katwijk Alt, 4 x 7,6 cm) en een luchtafweerbatterij van de luchtmacht. (noot 1) Het vliegveld zelf krijgt een rondom verdediging en wordt voorzien van lichte luchtafweer. Het zuidelijk gedeelte van het vliegveld en de nabij verdediging in dat gedeelte liggen in de gemeente Wassenaar (noot 2) .De zuidflank van de Stützpunktgruppe Katwijk wordt gevormd door de tankmuur en tankversperringen in de Berkhei (noot 3).
noot 1: Complex Katwijk A/Wassenaar L
noot 2: Complex Wassenaar K
noot 3: Complex Wassenaar M
Stützpunktgruppe Scheveningen
Den Haag is van meet af aan een zwaartepunt in de Duitse militaire inspanningen in ons land. Als zetel van de hoogste Duitse civiele autoriteit, Seyss-Inquart, en van de hoogste commandanten van Marine en Landmacht wordt aan de beveiliging van de stad grote aandacht besteed. Als bijdrage aan de kustverdediging worden twee marine kustbatterijen opgesteld, (Batterie Scheveningen Nord, 4 x 15 cm, en Batterie Westduin, 4 x 10,5 cm).
Freie Küste
Het gebied tussen de Stützpunktgruppe Katwijk en Stützpunktgruppe Scheveningen wordt door de Duitsers slechts licht verdedigd. Deze strook heet Freie Küste. Lichte pantserafweerkanonnen zijn in flankerende kazematten in de duinenrij op Wassenaars grondgebied tussen Katwijk en Scheveningen opgesteld (noot 4).
Men gebruikt het achterland tussen het Wassenaarse Slag en het dorp Wassenaar voor het verdekt inrichten van commandoposten (een infanterieregiments- commandopost in Rijksdorp, en een artillerie afdelingscommandopost aan De Klip (noot 5). De ligging is uniek: doorgaans zijn dergelijke commandoposten binnen een Stützpunktgruppe ondergebracht.
noot 4: En wel in de complexen Wassenaar A, B en C
noot 5: Complexen Wassenaar H resp. G
Deze Duitse stafkaart (Stellungsbaukarte) van 3 februari 1945 geeft een goed overzicht van de versterkte posities en hindernissen inclusief de mijnenvelden en het landfont, dat de kustverdediging rugdekking biedt.
Bunkers aan het Wassenaarse Slag
Het Wassenaarse Slag wordt door de Duitsers gezien als een geschikte plaats om te versterken. Bovendien is het een natuurlijke weg door de duinen naar het achterland. Zo’n doorgang wordt met ‘slag’ aangeduid. Scheveningen kende zo de Scheveningse slag en het Kolenwagenslag. De schootsvelden over het strand en de weg naar het achterland liggen hieraan ten grondslag. Als benaming voor de verkenning en bouw stelt men vast Baupunkt 204, terwijl de tactische benaming ervan is 63aH, later Stützpunkt XXXVII H6. De bezetting ervan bestaat uit manschappen van het leger. Hier worden een drietal zware bunkers gebouwd met een muurdikte van 2 meter gewapend beton:
Bunker nummer 8697
een kanonkazemat van een niet-regulier type, afgeleid van type 676: Kleinstschartenstand für 4,7 cm Festungspak (t) (op situatietekening object D 1)
Bunker nummer 8699
een kanonkazemat van het type 667: Kleinstschartenstand für 5 cm KwK (object D 2).
Bunker nummer 8698
een kanonkazemat van het type 612: Schartenstand für Lande- und Sturmabwehrgeschütze ohne Nebenraüme (object D 3).
De letter “H” staat voor Heer.
Dat betekent, dat het om een locatie van het leger gaat. De letters “M” en “L” werden gebruikt voor posities van marine, respectievelijk luchtmacht.
Verder een waarnemingspost van gewapend beton (object D 19).
Bergplaatsen voor munitie, levensmiddelen en water, alsmede gevechtsschuilplaatsen en woonschuilplaatsen zijn van metselwerk opgetrokken en voorzien van gewapend betonnen vloeren en daken. Zij worden ingegraven in het duinzand. Het personeel, ongeveer 60 militairen, kan zo een beschermd onderkomen geboden worden. Voor luchtafweer en voor de rondomverdediging worden bouwwerken van het zgn. type Ringstand gebouwd. Deze kleine opstellingen van gewapend beton zijn afgeleid van de Italianen in het Noord-Afrikaanse Tobroek en werden op zeer grote schaal door de Duitsers gebruikt, en daarom ook Tobruk genoemd.
Het Stützpunkt XXXVII H wordt voorzien van een uitgebreid gangenstelsel7 van gemetselde overdekte loopgraven, die diep in de bodem worden ingegraven. De gangen worden met draadkorflampen elektrisch verlicht en op de muren worden ter oriëntatie opschriften geschilderd die naar de dichtstbijzijnde werken verwijzen. Het gangenstelsel krijgt officieel een gescheiden toegang en uitgang, waarbij de toegang in de onmiddellijke nabijheid van het gasontsmettingsgebouw (D 26) is gelegen.
Alle kazematten en bunkers worden op het gangenstelsel aangesloten en zo door gangen met elkaar verbonden. De vorm is centraal voorgeschreven: een maat waarbij twee volledig bewapende en uitgeruste soldaten elkaar kunnen passeren. Met regelmatige tussenruimten worden klimkokers aangebracht.
De gangen spreken in het bijzonder tot de verbeelding, ook na de oorlog.
Sterke verhalen willen dat “je van Katwijk tot Scheveningen onder de grond kon komen”. Dat is niet waar. Binnen een stelling wordt wel op ruime schaal gebruik gemaakt van gangen (b.v. in het complex Wassenaarse Slag ter lengte van twee km). Ook worden wel tunnels onder wegen door gemaakt. Maar de eigen veiligheid, dus de rondomverdediging blijft prevaleren, zodat er tussen de stellingen een gang loopt (tenminste 35 stuks), om zowel bij luchtalarm zo snel mogelijk dekking te vinden, als om overal het duinterrein te kunnen bereiken.
Naast de bewapening wordt – zoals overal aan de kust in de bezette gebieden – op ruime schaal gebruik gemaakt van versperringen en mijnen. Rond om de stelling wordt een prikkeldraadhindernis aangelegd. Ten noorden van de toegangsweg naar het Wassenaarse Slag ligt het mijnenveld Bauer, op 19 februari 1943 gelegd, bestaande uit 1547 Schützenminen 35 in een vak van 1300 x 40 meter. Ten zuiden van de stelling ligt het veld Bedarf, op 15 oktober 1942 gelegd, bestaande uit 596 Schützenminen 35 in een vak van 1200 x 20 meter. Ook het relatief gemakkelijk toegankelijk gebied aan de landzijde wordt met mijnen afgeschermd.
De bezetting van “XXXVII H” omvat op 24 mei 1944
Naam | Sterkte | Toelichting | ||
---|---|---|---|---|
Officieren | Onderofficieren | Manschappen | ||
2./3 | 1 | 3 | 19 | behoort tot 2e bataljon van het 31e Jäger Regiment (L) (Luftwaffe). Commandant en infanterie |
3. / Fest Stamm Abt | 3 | 23 | behoort tot afdeling artillerie 3e Festung Stamm Truppen LXXXVIII (88e Armee Oberkommando) | |
V.B. 3. A.R.16 | 3 | 12 | behoort tot de 3e Batterij van de Afdeling Artillerie van de 16e Luftwaffe Felddivision | |
14./31 | 6 | behoort tot de 14e compagnie van het 31e Jäger Regiment (L) (Luftwaffe) | ||
Totaal | 1 | 9 | 50 |
Eind augustus 1944 zijn bovengenoemde eenheden gedeeltelijk weggetrokken naar Frankrijk ter bestrijding van de geallieerde invasie. Maar andere eenheden, met soortgelijke aantallen personeel bezetten de stelling.
Na de bevrijding
Het complex aan het Wassenaarse Slag wordt al vlot na de bevrijding weggewerkt en dichtgemetseld. Dat is logisch vanwege de wens om zo snel mogelijk het strandleven te hervatten. Het strandleven eist een “schone” duinenrij. Een aantal bunkers wordt opgeruimd, omdat ze in de weg staan (één hangt zelfs schuin over de weg naar het strand). Lange tijd fungeert een kanonkazemat als fundament voor de politiepost. Een andere kanonkazemat is tegenwoordig nog steeds de basis voor een brasserie (De Badmeester). De lichtere bunkers worden voor het grootste deel opgeruimd of met puin volgestort. De gangen worden aan hun lot overgelaten: instortingen en volstuiven met zand zijn het gevolg.
In de eerste decennia na de bevrijding leeft de gedachte, dat bunkers niet in de natuur thuishoren. Bovendien vormen ze voor velen een zichtbare herinnering aan de verschrikkingen van de oorlog. Voor anderen vormen ze een litteken van de vrijwillige of – vaak – gedwongen inzet als “bunkerbouwer”. Het uiteindelijk vernietigen van bunkers en gangen staat daarom in deze jaren ongeschreven op de agenda.
De natuur volgt haar eigen weg. De bunkers integreren in de loop der jaren vanzelf in het landschap. In het begin van de jaren zeventig worden er vleermuizen ontdekt.
De beheerders (Hoogheemraadschap Rijnland en Staatsbosbeheer) hebben optimaal op de woningnood onder vleermuizen ingespeeld door de bunkers in de kuststrook voor deze zoogdieren te bestemmen. Het vrijwilligerswerk, verricht door de “Stichting Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland” in de hierop volgende jaren verhoogt door het weghalen van zand en het dichtmetselen van ingestoven toegangen de waarde voor de vleermuizen. Vanaf 1977 zijn de gaten gedicht en is er met zand gesjouwd. Vrijwilligers hebben jaar na jaar gegraven, geschept en gesjouwd. Al met al zijn meer dan 100.000 emmers zand uit de bunkers en gangen gehaald.
De Monumentenwet kent voor plaatsing van objecten op de Rijksmonumenten lijst een termijn van 50 jaar. Vanaf 2005 vormen de restanten van de Duitse verdedigingswerken in ons land dan ook onderwerp van studie op het niveau van Rijk, provincie en Gemeente. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed beraadt zich met behulp van deskundigen uit het land op de selectie van complexen en individuele werken, die op de Rijksmonumentenlijst zouden moeten worde geplaatst. Daarnaast ligt er een taak voor de gemeenten om hun eigen monumentenbeleid te voeren.
Het complex aan het Wassenaarse Slag vormt in ons land één van de weinige nog overgebleven voorbeelden van een aan de directe duinenrij gelegen infanteriesteunpunt.